Wijnverhaal

Wijnverhaal icoon

Leren

WSET3 basics: wijnmaken

Alle keuzes die gemaakt worden door de wijnmaker

Wijnmaken, oftewel vinificatie. Dit gaat over alle keuzes die door de wijnmaker gemaakt worden, van de druiven die binnenkomen van het land tot aan de uiteindelijke wijn die je drinkt.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan de keuze voor een bepaald rijpingsvat, de vergistingstemperatuur, het gebruik van sulfiet en de afsluiting van de fles. Daarnaast ga ik in op hoe deze keuzes de uiteindelijke wijnstijl beïnvloeden.

Wanneer de druiven binnenkomen…

Om te beginnen nemen we de samenstelling van een druif even kort door, waarbij we kijken hoe elk onderdeel van de druif een bijdrage levert aan het eindproduct. Vervolgens duiken we in de vergisting en hoe dat precies in zijn werk gaat.

 

De druif

Een druif bestaat uit de steeltjes, schil, vruchtvlees en pitjes. De steeltjes bevatten tannines die vaak hard overkomen. Veel wijnmakers kiezen er daarom voor de druiven te ontstelen. De schil bevat ook tannines, maar deze zijn vaak zachter van aard. De schil bevat daarnaast ook veel smaakstoffen en pigment. Het vruchtvlees bevat voornamelijk de zuren en suikers van de druif en de pitjes bevatten hele sterke bittere smaken en tannines. Het is dus belangrijk voorzichtig te persen, zodat die bittere smaken niet vrijkomen uit de pitjes. 

In de regel gebruik je bij de vergisting van blauwe druiven zowel het sap als de schillen, bij witte druiven alleen het sap. Dit verklaart ook de kleur van rode wijn. Het pigment komt namelijk uit de schil. Hierdoor is het echter ook mogelijk om van blauwe druiven een witte wijn te maken: een blanc de noir. Je perst dan voorzichtig de druiven, waarbij je contact tussen de schillen en het sap vermijdt. Het tegenovergestelde bestaat ook, waarbij je de schillen van witte druiven juist wel bij het sap houdt tijdens de vergisting – dit levert een zogeheten orange wine op. Een oranje gekleurde wijn met de frisheid van een witte wijn en de tannine van een rode wijn.

 

De vergisting

Een vergisting is een omzetting van suiker in koolzuurgas en alcohol door gisten. De gistsoort verantwoordelijk voor deze omzetting is saccharomyces cerevisiae. Binnen deze soort bestaan allerlei verschillende stammen, met allemaal andere eigenschappen en dus andere invloed op de wijn. Voor het maken van wijn bestaan twee opties. 

De eerste optie is vertrouwen op de giststammen die van nature aanwezig zijn in de omgeving (met name in de wijnkelder). Ook wel wilde gisten genoemd. Het voordeel is een hogere complexiteit in de uiteindelijke wijn, het nadeel is dat de wijnmaker minder invloed heeft op de uiteindelijke wijn. De tweede mogelijkheid is het toepassen van gecultiveerde giststammen. Deze zijn ontwikkeld om stuk voor stuk een bepaald smaakprofiel te realiseren. De wijnmaker voegt deze toe aan de most voor een gecontroleerde gisting, met constantere uitkomst maar minder complexiteit in de uiteindelijke wijn.

Het maken van witte wijn

In grote lijnen verloopt het maken van witte wijn als volgt. Dit overzicht is overigens uitgebreider dan wat in het WSET3 boek wordt gegeven, maar eigenlijk wordt deze kennis op het examen wel van je verwacht. Schuingedrukt betekent een optionele stap. Zoals waarschijnlijk wel opvalt zijn dit de meeste stappen. Een wijnmaker staat dus voor veel keuzes alvorens een mooie wijn te kunnen maken. 

 

Het proces

Druiven worden gesorteerd, gekneusd en ontsteeld

Koude inweking vindt plaats

Sulfiet wordt toegevoegd om oxidatie tegen te gaan

De most wordt verrijkt/gechaptaliseerd/aangezuurd/ontzuurd

De druiven worden geperst

Afloop- en perssap worden van elkaar gescheiden

Sulfiet wordt toegevoegd om oxidatie tegen te gaan

Voorklaring wordt toegepast

Gistcultuur wordt toegevoegd

Alcoholische gisting vindt plaats

De wijn wordt van de grove lie gehaald (oversteken)
 
Malolactische omzetting vindt plaats

Verschillende wijnen worden met elkaar geblend voor de rijping

De wijn ondergaat rijping/bâttonage

Verschillende wijnen worden met elkaar geblend na de rijping

De wijn wordt geklaard en gestabiliseerd

De wijn wordt verpakt

Het maken van rode wijn

In grote lijnen verloopt het maken van rode wijn als volgt. Dit overzicht is wederom op sommige punten iets uitgebreider dan wat in het WSET3 boek wordt gegeven, maar eigenlijk wordt deze kennis op het examen wel van je verwacht. Andere zaken zoals de macération carbonique staan niet in dit overzicht en worden later toegelicht. Schuingedrukte stappen zijn ook hier weer optioneel.

 

Het proces

Druiven worden gesorteerd, gekneusd en ontsteeld

Koude inweking vindt plaats

Sulfiet wordt toegevoegd om oxidatie tegen te gaan

De most wordt verrijkt/gechaptaliseerd/aangezuurd/ontzuurd

Voorklaring wordt toegepast

Gistcultuur wordt toegevoegd

Alcoholische gisting vindt plaats, 

Er vindt nog een periode van inweking plaats

De vergistte most wordt geperst

Afloop- en perswijn worden van elkaar gescheiden

De malolactische omzetting vindt plaats (kan ook gelijktijdig met de gisting verlopen)

Sulfiet wordt toegevoegd om oxidatie tegen te gaan

Verschillende wijnen worden met elkaar geblend voor de rijping

De wijn ondergaat rijping

Verschillende wijnen worden met elkaar geblend na de rijping

De wijn wordt geklaard en gestabiliseerd

De wijn wordt verpakt

Overwegingen voor de wijnmaker

Zoals gezegd staat de wijnmaker dus voor veel keuzes. Deze keuzes en het effect ervan op de uiteindelijke wijn ligt ik hieronder toe.

Vergistingsvat en -temperatuur

Het controleren van de temperatuur tijdens de vergisting is een belangrijke factor. Tijdens het fermenteren ontstaat namelijk veel warmte. Witte wijn wordt doorgaans gefermenteerd tussen de 12 en 22 graden. Een lage vergistingstemperatuur zorgt voor behoud van frisse fruitaroma’s, wat bij aromatische witte druiven natuurlijk de bedoeling is. 

Dit is vooral geschikt voor wijnen die bedoelt zijn om jong gedronken te worden, aangezien deze frisse primaire aroma’s ook de aroma’s zijn die het snelst verdwijnen bij rijping op fles. Er wordt dus voor de productie van veel witte wijnen actief gekoeld. RVS is hier heel geschikt voor aangezien een koelsysteem vaak is ingebouwd. Rode wijn wordt doorgaans juist wat warmer gefermenteerd, tussen de 20 en 32 graden. Op deze temperaturen vindt meer extractie plaats, wat meer aroma’s en tannine, en dus een geconcentreerdere wijn oplevert. Vergisten op hout is ook mogelijk, zowel voor wit als rood, maar dit maakt temperatuurcontrole lastiger. Het levert dan wel weer mooi geïntegreerde houttonen op in de wijn. 

Malolactische omzetting

Het is bij de productie van witte wijn aan de wijnmaker om te beslissen of de wijn beter wordt van een malolactische omzetting (MLF). Tijdens dit proces wordt, onder invloed van een bacterie, hard appelzuur (malo) omgezet in het zachtere melkzuur (lacto). Dit maakt de wijn dus zachter en draagt bij aan de body van de wijn. Daarnaast levert het aroma’s op van boter, yoghurt of butterscotch. Dit is niet gewenst bij de meeste frisse, aromatische wijnstijlen, omdat het ten koste gaat van die fijne frisse fruittonen. Chardonnay uit de Bourgogne staat bekend om zijn malolactische omzetting. Hier doen wijnmakers er alles aan om smaken toe te voegen aan het niet-aromatische (neutrale) druivenras. 

Malolactische omzetting treed bij rode wijnen eigenlijk altijd op. Het is namelijk helemaal niet gewenst om scherpe appelzuren in een rode wijn te houden. Daarnaast zou het de wijn instabieler maken aangezien de MLF altijd nog later spontaan op de fles zou kunnen plaatsvinden.

 

Sur lie rijping en bâttonage

Iets anders wat bij chardonnay in de Bourgogne veel wordt toegepast is rijping op de lie, de fijne gistcelletjes die overblijven na de vergisting. Deze breken over verloop van tijd af, waardoor ze textuur (vollere body) en aroma’s aan de wijn afgeven. Denk aan aroma’s van biscuit, brooddeeg en brioche. Dit proces van het afbreken van de gistcellen heet autolyse. Je kunt de aroma afgifte van de lie versterken door bâttonage toe te passen. Je roert hierbij met een soort grote lepel de gistcellen door de wijn. Dit is wederom niet gewenst bij aromatische druiven, maar des te meer om een volle, rijke stijl chardonnay te maken. 

Net zoals malolactische omzetting, is lie rijping niet echt een keuze voor de wijnmaker bij het maken van rode wijn. Het is simpelweg niet relevant voor rode wijn. Het zet namelijk geen zoden aan de dijk aangezien de delicate aroma’s en textuur die lie rijping bijdragen in het niet vallen bij de intensiteit van rode wijn.

Rijpingsvat

Veel wijnen worden een periode gerijpt voordat ze op de markt gebracht worden. Dit gebeurt in vaten van verschillende materialen. Enkele van de bekendste zijn RVS, hout en cement. Het doel is de wijn beter in balans brengen, aangezien de smaken die zijn voortgekomen uit de gisting in deze tijd mooi kunnen integreren. Daarnaast kan een langere rijping zorgen voor de ontwikkeling van secundaire en tertiaire aroma’s. Tot slot kan de keuze voor een bepaald rijpingsvat ook aroma’s toevoegen aan de wijn.

Houtrijping: de meest klassieke rijpingsmethode. Waarom? Omdat het vroeger voorhanden was. Later zijn natuurlijk andere rijpingsvaten, zoals RVS en cement in het leven geroepen, maar een belangrijke reden waarom hout zo’n belangrijke rol speelt in de wijnwereld is simpelweg omdat dat vroeger ook al zo was. Rijping op hout levert twee dingen op. Allereerst natuurlijk houtaroma’s zoals vanille, ceder en toast. Deze aroma’s worden ontwikkeld wanneer de vaten getoast worden om ze in hun vorm te buigen. Tijdens de rijping geven ze de aroma’s vervolgens af aan de wijn. 

Het tweede effect van hout is micro-oxidatie. Doordat hout poreus is dringen kleine hoeveelheden zuurstof het vat binnen, zonder dat vloeistof kan ontsnappen. Deze zuurstof zorgt voor een geleidelijke, subtiele oudering van de wijn. Houtsmaken worden alleen afgegeven door nieuwere vaten. Per keer verliest een vat namelijk zo’n 50% van zijn smaken. Na enkele jaren is het hout dus vrijwel volledig neutraal geworden. De micro-oxidatie blijft plaatsvinden tot een vat echt heel oud is. Dit vermindert pas wanneer er zoveel tartaren (wijnsteenzuur) zijn neergeslagen op de rand van de binnenkant van het vat dat zuurstof er niet meer doorheen komt. Zulke oude houten vaten worden echter zelden toegepast, eigenlijk vind je ze alleen maar op grote schaal in de Elzas. 

Houten vaten zijn overigens uitzonderlijk duur, tot wel duizend euro per barrique. Veel grote producenten in het lagere segment kiezen ervoor getoaste houten staven of snippers toe te voegen tijdens de rijping van de wijn. Dit geeft wel houtsmaken af, maar deze integreren minder goed in de wijn. Daarnaast mis je hierbij de micro-oxidatie die optreed bij rijping in hout, wat nou juist voor die mooie oudering en complexiteit zorgt.

Tot slot nog kort iets over de verschillende typen hout. Grofweg in te delen in Europees en Amerikaans. Europees hout is minder poreus waardoor de wijn langzamer rijpt. Bij Amerikaans eiken verloopt de oudering niet alleen sneller, ook geeft dit hout meer aroma’s van kokos en dille. Daarnaast heeft de grootte van het vat invloed op de mate waarin aroma’s worden afgegeven aan de wijn. Kleine vaten leveren meer aroma’s, grote vaten minder.

Cement of beton: een vat van cement of beton is net zoals hout poreus, waardoor het micro-oxidatie toestaat. Het geeft verder geen smaken af. Zowel cement als beton worden soms juist geseald met epoxy. In dat geval laat het geen zuurstof door (inert) en is het te vergelijken met rijping op RVS zoals hieronder wordt besproken.

Roestvrijstaal: een vat van roestvrijstaal of RVS laat geen zuurstof door en is dus een inert vat. Dit maakt het ideaal voor het neutraal laten rijpen van wijnen, waarbij vooral primaire aroma’s mooi in balans komen. Het is dan ook niet gebruikelijk wijnen heel langdurig op RVS te rijpen, vaak gaat het om enkele maanden. 

Ook glas wordt op deze wijze als inert vat gebruikt. Dame Jeanne wordt zo’n glazen fles genoemd, vooral bedoelt voor de gisting van de wijn. Ze werden vroeger veel gebruikt door mensen die zelf wijn maakte van enkele wijnstokken in de achtertuin. Tegenwoordig gebruiken wijnmakers ze vooral voor micro-vinificaties (kleinschalige vinificaties van zo’n 5 tot 30 liter). Op deze manier kan een wijnmaker verschillende methodes naast elkaar testen zoals bijvoorbeeld het effect van malolactische omzetting of een bepaalde cultuurgist op de wijn. 

Flor rijping: rijping onder flor, ook wel biologische rijping genoemd. Dit wordt toegepast voor bepaalde stijlen sherry in Jerez. Deze rijping komt aan de orde in het laatste artikel van deze serie over mousserende en versterkte wijnen. 

Hele trossen vergisten

Het is ook mogelijk om de druiven voorafgaand aan de vergisting niet te kneuzen, maar de hele trossen te vergisten. Een bekende methode hiervoor is macération carbonique. Bij deze techniek doet men hele trossen in een gesloten vat waaraan onder druk koolzuurgas wordt toegevoegd. Er is dan geen zuurstof aanwezig waardoor er een speciaal proces plaatsvindt waarbij de eigen enzymen van de druif de cellen afbreken. Dit wordt intercellulaire vergisting genoemd. Hierbij ontstaan geconcentreerde fruitige aroma’s, terwijl maar weinig tannine wordt onttrokken. Wanneer het gewicht van de druiven er eenmaal voor zorgt dat druiven onderin het vat openbreken, komt een reguliere alcoholische gisting op gang. Dit levert wijnen die snel op dronk en fris fruitig zijn, maar vaak geen langere oudering kunnen doorstaan. Er ontstaan ook typische aroma’s van kirsch en bananensnoepjes. Deze techniek wordt veel toegepast in de Beaujolais voor de productie van Beaujolais Nouveau. 

Een variant hierop is de macération semi-carbonique. Hierbij wordt geen koolzuurgas aan het vat toegevoegd, maar wacht de wijnmaker tot de alcoholische gisting op gang komt waarbij van nature koolzuurgas vrijkomt. Dit kun je zien als een mildere variant van macération carbonique. De laatste optie is om hele trossen toe te voegen aan gekneusde druiven. Hierbij treedt wederom een intercellulaire vergisting op, maar in veel kleinere mate dan bij de voorgaande methodes. Dit wordt wereldwijd veel toegepast in het maken van fruitige rode wijnstijlen. 

Het doel van blenden

Op meerdere momenten in het proces kan een wijnmaker ervoor kiezen om verschillende wijnen met elkaar te mengen, ook wel blenden genoemd. Dit kan heel ver gaan, zoals het blenden van verschillende oogstjaren wat gebruikelijk is in Champagne. Maar het kan ook gaan om verschillende druivenrassen, wijngaardlocaties, persingen of rijpingsmethodes. De wijnmaker kan hiermee de stijl van de wijn beïnvloeden. Op deze manier kan complexiteit of balans in de uiteindelijke wijn verhoogd worden. Daarnaast wordt het toegepast om consistentie te behouden in verschillende wijnjaren, waarin de omstandigheden elk jaar anders zijn – zoals in Bordeaux. Met het blenden van verschillende persingen wordt het blenden van afloop- en perswijn bedoeld. Afloopwijn is in de regel fruitiger, terwijl perswijn meer structuur heeft. Ook hiermee kan de wijnmaker de wijnstijl dus beïnvloeden. 

Inweking

Een koude inweking vindt plaats na het kneuzen van de druiven en nog voor de vergisting begint. Het nut van een koude inweking is het onttrekken van aroma’s uit de schillen van de druif. Hierdoor ontstaat een intensere aromatische wijn. Na langere tijd wordt naast aroma’s ook kleur aan de schillen onttrokken. Tannines lossen eigenlijk pas goed op in een vloeistof met alcohol en worden dus niet onttrokken bij een koude inweking. Om stevigere rode wijnen te maken wordt daarom ook vaak nog een inweking toegepast na afloop van de vergisting. Hierbij is juist het doel om de tannines te onttrekken aan de schillen. 

Extractietechnieken en cap-management

Bij de vergisting van een rode wijn komen alle vaste delen (de schilletjes, pitjes en eventuele steeltjes) na verloop van tijd bovendrijven. Dit komt doordat de gistende most bubbelt, er ontstaat naast alcohol immers ook koolzuurgas. Dit vormt een soort korst bovenop de most, wat de hoed of cap genoemd wordt. Als dit zo zou blijven liggen krijgen micro-organismen vrij spel, waardoor het snel een schimmelende massa wordt. Om dit te voorkomen wordt de hoed vochtig gehouden. De technieken die hiervoor bedacht zijn worden cap-management genoemd. Naast het vochtig en dus ‘schoon’ houden van de hoed, zorgen deze technieken ook voor meer contact tussen de vaste delen en de most. Hierdoor treedt meer extractie van tannine, aroma’s en kleur op. Er wordt dan ook vaak gesproken over extractietechnieken. 

De eerste techniek is het oppompen van most vanuit onderin het vat, om het vervolgens over de hoed heen te sproeien. Dit wordt remontage of overpompen genoemd. Hierbij koelt de wijn ook iets af, wat gewenst kan zijn, en de methode voegt wat zuurstof toe aan de wijn. De hoed kan ook handmatig of mechanisch onder de most geduwd worden, dit wordt pigéage of onderdompelen genoemd. Tot slot bestaat er nog délestage, waarbij de most wordt overgepompt naar een tweede vat en alleen de hoed achterblijft. Vanuit het tweede vat wordt de most vervolgens weer over de hoed heen gepompt. Hierbij vindt ook net zoals bij overpompen weer wat beluchting en afkoeling plaats. Dit wordt ook wel oversteken en overpompen genoemd. 

Andere wijnstijlen

Naast droge rode en witte wijn, zijn er natuurlijk nog een aantal andere wijnstijlen. Deze nemen we hier door. Mousserende wijn ontbreekt. De productiemethodes hiervoor komen in detail aan bod in het artikel over mousserende en versterkte wijnen dat deze serie artikelen zal afsluiten. 

 

Zoete wijn

Om zoete wijn te maken bestaan verschillende methodes. De wijnmaker kan de vergisting stoppen door de wijn te versterken boven de 15% alcohol, waarbij de gistcellen sterven en dus restzoet overblijft. Port is hier een voorbeeld van. Dit type zoete wijn wordt uitvoerig besproken in het laatste artikel van deze serie, over mousserende en versterkte wijnen. 

De wijnmaker kan ook de wijn koelen om de vergisting stop te zetten, om vervolgens steriel te filteren en/of te sulfiteren. Zoete kabinett en spätlase rieslings uit de Mosel zijn hier een voorbeeld van. De laatste optie is een hele zoete most als beginproduct te hebben, door de druiven te laten indrogen aan de wijnstok (late harvest of passillerage), de druiven te drogen na de pluk (appassito of passito), edele rotting (botrytis cinerea) of door de druiven te laten bevriezen (eiswein). Wanneer de wijn een alcoholpercentage van zo’n 15% bereikt en de gisten sterven is er nog restzoet over. Recioto uit Veneto is hier een voorbeeld van, gemaakt volgens de passito-methode. Als de most nog zoeter is hebben de gisten vanaf het begin af aan moeite, waardoor de gisting heel lang duurt en automatisch stilvalt bij zo’n 7% alcohol. Duitse trockenbeerenauslese is hier een voorbeeld van. 

 

Rosé

Om rosé te maken bestaan grofweg drie methodes. De eerste methode is witte en rode wijn mengen, wat overigens streng verboden is in de EU (behalve in Champagne, maar ook dit komt dus in het laatste artikel over mousserende en versterkte wijnen aan bod).

De tweede methode is blauwe druiven persen waarbij (na eventueel een koude inweking en kneuzing van de druiven) een beetje schilcontact optreed en dus een lichte kleur aan het sap wordt meegegeven. Vervolgens vindt de vergisting plaats zoals we kennen van witte wijn. Deze methode zien we veel in de Loire.

Tot slot kun je de most aftappen van een rode wijn die net is begonnen met de vergisting. Dit levert een licht gekleurd sap wat vervolgens wederom vergist wordt zoals een witte wijn. Daarnaast intensiveert dit ook nog eens het contact van het overgebleven sap met de schillen, waardoor de rode wijn steviger wordt. Dit wordt de saignée methode genoemd en wordt veel toegepast in de Provence. 

Stabiliseren en klaren

Een wijnmaker doet zijn best om ervoor te zorgen dat de wijn op het moment dat jij de fles opent zo smaakt zoals hij beoogd had. Hiervoor moet een wijn soms lange tijd goed blijven. Om dit te bereiken bestaan verschillende methoden.

 

Stabiliseren

Stabiliseren wil zeggen het gereedmaken van de wijn om voor een bepaalde periode zijn kwaliteit te behouden, of zelfs in kwaliteit toe te nemen. Hoe lang die beoogde periode is, verschilt per wijn. Dit heeft invloed op de mate van stabilisatie. Het belangrijkste element voor het stabiel houden van een wijn voor langere termijn is sulfiet, wat hieronder uitgebreid wordt besproken. Daarnaast speelt zoals eerder besproken de malolactische omzetting een rol in de stabilisatie van wijn. Hoge zuren in een wijn werken ook tegen bederf van microbiologisch leven. De meest kwetsbare wijnen zijn zoete wijnen en wijnen met weinig zuur. Hier wordt dan ook het meeste sulfiet bij toegevoegd om de wijn voldoende bescherming te bieden. Maar er zijn nog een aantal zaken die bijdragen aan een stabiele wijn. Allereerst het verwijderen van wijnsteenzuur kristallen. Dat zijn de kristalletjes die je soms onderin een glas witte wijn of rosé aantreft. Ze zijn niet schadelijk, maar consumenten zijn er huiverig voor. Je kunt dit voorkomen door de wijn te koelen tot net onder het vriespunt voordat je gaat bottelen. De kristallen slaan neer waardoor je ze kunt verwijderen. Microbiologisch stabiliseren kun je ook bereiken door de wijn te versterken (boven 15%), wat wederom in een ander artikel wordt toegelicht. 

 

Sulfiet

Zwaveldioxide (SO2) wordt ook wel sulfiet genoemd. Het is een stof die zowel antiseptisch (ontsmettend) als anti-oxidatief werkt (zuurstofreacties tegenhoudend). Het wordt daarom veel gebruikt om vaten, slangen en andere benodigdheden in de wijnmakerij te ontsmetten. Door de antiseptische werking is het ook instaat om gisten te doden. De giststammen die gewenst zijn in de alcoholische gisting van wijn zijn hier enorm tolerant voor. Een klein beetje sulfiet toevoegden na het kneuzen van druiven is daarom vaak gewenst. Het houdt namelijk de werking van ongewenste wilde gisten tegen, zonder dat het de uiteindelijke alcoholische gisting in de weg zit. Dit is echter ook de reden dat sulfiet gebruikt kan worden om een gisting stop te zetten, wat bijvoorbeeld voor de productie van zoete wijnen gebeurd zoals we hebben besproken. Hier is een hoge dosering voor nodig, aangezien de ‘goede’ gisten zo tolerant zijn voor sulfiet. 

Gedurende het wijnmaak proces wordt het sulfietgehalte zorgvuldig gemonitord. Wanneer het reageert met zuurstof (en dus oxidatie tegengaat) valt het molecuul namelijk uit elkaar en kan het niet nog een keer beschermen tegen zuurstof. De wijnmaker moet dus regelmatig het sulfietgehalte weer op peil brengen. Net voor de botteling wordt vaak nog een laatste keer sulfiet toegevoegd, zodat de wijn op fles op de langere termijn beschermd blijft. 

 

Klaren

Dit zijn processen om de wijn helder te maken. Dit begint vaak al voor de vergisting bij met name witte wijnen. Er bestaan verschillende methodes voor: bezinken, het toepassen van klaringsmiddelen en filtratie.

Bezinken betekent simpelweg de vaste delen laten neerslaan op de bodem, om de vloeibare delen vervolgens over te steken. Vooral grove deeltjes worden hiermee uit de most of wijn verwijderd. Klaringsmiddelen, zoals eiwit, gelatine of bentoniet (een klei soort, een vegan klaringsoptie) worden toegevoegd aan de most of wijn en binden zich aan de fijne deeltjes die nog aanwezig zijn in de vloeistof, om vervolgens neer te slaan. Weer even oversteken en de wijn of most is geklaard. Tot slot kan er filtratie plaatsvinden. Er bestaan grofweg drie filtratiemethodes: dieptefiltratie, oppervlakte filtratie en steriele filtratie.

De wijn wordt door een filter gepompt, waarbij vaste deeltjes in het filter achterblijven. Dieptefiltratie is een grove filtratie, oppervlakte filtratie is een hele fijne filtratie. Steriele filtratie is eigenlijk ook een oppervlakte filtratie, alleen dan in zijn meest extreme vorm. Hierbij worden ook de gisten en bacteriën uit de wijn gehaald.

Meestal worden meerdere  klaringsmethoden gecombineerd omdat ze dan pas de gewenste klaring bieden. Overigens zijn er ook wijnmakers die ervoor kiezen niet te klaren, aangezien hierbij altijd ook een hoeveelheid smaak en aroma’s uit de wijn gehaald worden.

 

Natuurwijn

Ook wel ‘low intervention wine’ genoemd. Er is nergens officieel vastgelegd wat het precies inhoudt, dus er zit heel veel verschil tussen de visies en wijnen van individuele natuurwijn producenten. Vaak wordt de wijn weinig tot nauwelijks geklaard en gestabiliseerd. Doordat sulfiet wordt gemeden, hebben zuurstof (oxidatie) en micro-organismen vrij spel. Dit levert veel wijnen met wijnfouten, waarvan misschien de bekendste brettanomyces is. Dit is een giststam die de wijn dierlijke aroma’s geeft zoals paardenzweet. 

Tijd om de fles in te gaan!

Nadat de wijn is gemaakt, moet hij ook nog gebotteld en afgedicht worden. De verschillende mogelijkheden die hiervoor bestaan worden hier besproken.

 
Botteling

Allereerst worden niet alle wijnen gebotteld bij de producent. Het kan namelijk goedkoper zijn om wijn op grote schaal te vervoeren en pas in het land van aankomst te bottelen. Dit gebeurt voor de Nederlandse markt bijvoorbeeld veel met Zuid-Afrikaanse en Chileense wijnen uit het lage segment. Veruit de meest voorkomende verpakking voor wijn is de glazen fles. Hoe donkerder het glas, hoe beter de wijn is beschermd tegen oxidatie door invloed van zonlicht. UV-straling breekt namelijk het beschermende sulfiet af in de wijn. Doodzonde dus dat rosé massaal in transparante flessen gebotteld wordt. Tsja, de consument wil toch zien hoe mooi licht zalmroze zijn wijn is. Wel donker bewaren bij thuiskomst dus.

De glazen fles heeft een bekende, chique uitstraling en is daarom ook favoriet bij menig consument. Hij is echter wel breekbaar en zwaar. Daarom zie je tegenwoordig steeds meer lichtgewicht wijnflessen. Dit is een logisch gevolg van de grotere transportkosten en milieuschade bij het gebruik van traditionele, zware flessen. Het zorgt er wel voor dat de kwaliteitsbeleving van de consument verlaagd, wat overigens voor bijna alle andere verpakkingsvormen ook geldt. Zo vinden we wijn tegenwoordig ook verpakt in blikjes. Handig om een kleine hoeveelheid in te verpakken en met je mee te nemen. Het zorgt voor prima behoud van kwaliteit, maar nodigt uit tot drinken uit het blikje, wat de smaak van de wijn niet ten goede komt. 

Verpakkingen van geplastificeerd karton bestaan ook, ook wel een tetra pak genoemd. We zien ze niet veel in Nederland en ze worden vrijwel uitsluitend gebruikt voor het laagste segment. Het houdt de wijn niet lang goed (ongeveer één tot anderhalf jaar) doordat de plastic laag over verloop van tijd smaken afgeeft. Hetzelfde gebeurt in een bag-in-box. Zo’n grote kartonnen doos met een vacuumzak erin. Deze verpakking heeft als duidelijk voordeel dat er geen zuurstof bij de wijn komt wanneer deze geconsumeerd wordt, de zak blijft immers vacuüm. Je kunt hierdoor weken lang van een ‘geopende’ wijn genieten. Maar wederom dus niet geschikt om heel lang te bewaren. 

 
Afsluitingsmethodes

Je kunt een fles afsluiten met een natuurkurk, kunstkurk, vinolok, of schroefdop. Ze hebben allemaal zo hun eigen kenmerken. Wederom staat de wijnmaker dus voor een keuze.

Natuurkurk: kurk wordt gewonnen uit de kurkeik, welke voornamelijk in Portugal groeit. Het land neemt dan ook 50% van de totale wereldwijde kurkproductie op zijn rekening. Ook Spanje, Zuid-Frankrijk, Italië en Marokko produceren kurken. De eerste schamele oogst vindt pas plaats na 25 jaar – wat een kwaliteit oplevert die alleen geschikt is om te verkruimelen en opnieuw te verlijmen. Vanaf dat moment kan je elke 9 jaar weer een keer oogsten. De eerste kwalitatieve oogst vindt pas plaats na 43 jaar. Toch blijven we deze afsluiting massaal gebruiken. Het materiaal is immers poreus genoeg om constante, hele trage micro oxidatie toe te staan, terwijl er nauwelijks vloeistof verloren gaat. 

Kurk wordt ook gebruikt om de wijnfout veroorzaakt door besmetting met TCA te omschrijven. Je herkent het door de geur van schimmelkelder in de wijn. De oorzaak hiervan is een chemische reactie. Deze reactie is vaak het gevolg van een schimmel die voorkomt in sommige kurken. 

Kunstkurk: een kurk gemaakt van plastic. De kunstkurk geeft na ongeveer een jaar plastic smaken af aan de wijn en is dus alleen geschikt voor wijnen die bedoelt zijn voor de jonge consumptie. Er bestaan ook combinaties van natuur- en kunstkurken, door zoals hierboven beschreven natuurkurk kruimels te verlijmen met een kunststof lijm. Hier bestaan kwalitatief hoogwaardige voorbeelden van zoals de DIAM kurk. Deze kurk bevat een klein schijfje natuurkurk aan de zijde die in contact staat met de wijn. Hierdoor worden geen plastic smaken aan de wijn afgegeven. 

Vinolok: een glazen afsluiting met een klein rubber randje. Een mooie afsluiting, waarmee je de fles na gebruik ook weer volledig opnieuw kunt afsluiten, zij het met meer ruimte voor zuurstof in de fles. Ze zijn alleen wel heel duur en komen dus niet veel voor. Daarnaast bevorderen ze ook geen mooie oudering door kleine hoeveelheden zuurstof door te laten.

Schroefdop: tenslotte de schroefdop, in theorie eigenlijk de ideale afsluitingsmethode. Het ziet er wellicht niet het meest gezellig uit, maar biedt de wijnmaker wel een tal van mogelijkheden. Er kan namelijk gekozen worden welke hoeveelheid zuurstof toegelaten wordt aan de wijn over verloop van tijd, door verschillende inserts in de dop. Dit maakt het geschikt voor wijnen die bedoeld zijn om te ouderen, maar ook voor wijnen die jong gedronken moeten worden. Daarnaast is een schroefdop gewoon heel handig in gebruik en goedkoop.

Zo, dat was weer een hele hoop informatie. Wijnmaken blijkt helaas niet zo simpel als het lijkt. Ik hoop dat dit artikel je in ieder geval de basis van het wijnmaken op een begrijpelijke manier heeft uitgelegd. Stuur me bij vragen gerust een DM op Instagram, ik zal mijn best doen je te helpen.

Wederom raad ik weer de podcast van Le Club & SommelJJ aan. Ze hebben namelijk Diederik Beker, wijnmaker van Betuws Wijndomein, geïnterviewd over wijnmaken. Er zijn twee podcasts opgenomen over het maken van witte wijn. En eentje over het maken van rode wijn. Dikke tip dus als je direct van de wijnmaker wil horen!