Wijnverhaal

Wijnverhaal icoon

Leren

WSET3 basics: proeven

Proeven, daar draait het in de wijnwereld uiteindelijk om

Proeven, daar draait het in de wijnwereld uiteindelijk allemaal om toch? In dit artikel leg ik je uit hoe je op WSET3 niveau professioneel wijn proeft. Je kunt dit artikel het beste vergezellen met een glas rode wijn, zodat je de hele proefnotitie mee kunt doen en kunt oefenen. Schenk maar in en let’s go!

Een goede voorbereiding is het halve werk

Het is goed om te weten dat de proefnotitie écht alleen gebaseerd is op wat je in het glas aantreft. Niet op informatie van de producent, wat er op het etiket staat of wat een invloedrijk persoon erover gezegd heeft. Het heet niet voor niets blindproeven. Als je proefexamen gaat doen voor WSET3 is het dan bijvoorbeeld ook zo dat als het alcoholpercentage van een wijn op basis van waarneming hoog lijkt te zijn – en ook als dusdanig beoordeeld wordt door de examinatoren – het niet uit maakt als de producent op het etiket aangeeft dat het alcoholpercentage in de categorie medium valt. Hoe de wijn door het team van examinatoren beoordeeld wordt, is leidend. 

Daarnaast is het echt de uitdaging om objectief te blijven proeven. Zie je een lichte kleur in een rode wijn? Ga dan niet gelijk aan pinot noir denken en de kenmerken van die wijn opdreunen. Voor hetzelfde geld mis je de hoge tannines die zouden kunnen duiden op een nebbiolo i.p.v. pinot noir. Trek dus geen tussentijdse conclusies waar je de rest van de proefnotitie door laat leiden. Daarbij is het goed te realiseren dat het ook helemaal niet gaat om welke druif, streek of producent achter de wijn zit. Het gaat er uiteindelijk om dat je de wijn op waarde kunt schatten, ongeacht wat het dan is. Tuurlijk kun je conclusies trekken uit het totaalplaatje van de proefnotitie, zoals: is het een aromatisch of juist neutraal druivenras? Is het eerder een koel of heet klimaat? Maar dat is dus niet de kern van blindproeven om je proefexamen te halen.

Zorg er ook voor dat je in een rustige omgeving proeft, waar geen herrie, geuren of drukte verstorend werken. Schone wijnglazen waar geen geurtjes meer in zitten zijn ook wel fijn om objectief te proeven. Eerst even afspoelen als ze uit een antieke houten kast komen dus. En zorg er tot slot voor dat de wijnen op de juiste temperatuur geserveerd worden. Frisse witte wijnen tussen de 7 en 10 graden, volle (houtgerijpte) witte wijnen op 10 tot 13 graden. Frisse rode wijnen proef je het beste rond de 13 graden en stevigere rode wijnen tussen de 15 en 18 graden. Zowel mousserende als zoete wijnen mag je iets meer koelen. Deze drink je het best op 6 tot 8 graden voor zoet, en 6 tot 10 graden voor mousserend. En nu proeven maar!

Het uiterlijk van de wijn

Eigenlijk voor je examen niet zozeer het belangrijkste onderdeel, je krijgt er immers niet zoveel punten voor. Het kan je soms echter wel veel hints geven over wat voor wijn je in je glas hebt. Neem het dus wel mee als precies dat: een hint. Laat je er niet blind – pun intended – door leiden.  Je beoordeelt de kleur van elke wijn op basis van intensiteit, kleur en officieel ook helderheid, maar dit wordt in je examen niet meegenomen. Voor het beoordelen van de helderheid bepaal je enkel of de wijn troebel is of niet. 

 

Intensiteit

Klinkt vrij eenvoudig: is de wijn diep of licht gekleurd? Maar zeker in combinatie met het kleurtype kan het toch best een uitdaging zijn om hierachter te komen. Voor wit en rood zijn er verschillende methodes om achter de intensiteit te komen. Voor witte wijn kijk je voornamelijk naar de rand van de wijn – hoe waterig of doorzichtig is die rand? Het is goed hierbij een aantal wijnen naast elkaar te zetten zodat je het kunt vergelijken. 

Voor rood kijk je bij voorkeur recht van boven door de wijn naar de steel van het glas. De mate waarin je de steel nog kunt zien bepaalt de intensiteit. Zie je de steel helemaal niet meer? Dan heb je te maken met een diepe intensiteit. Zie je er eigenlijk recht doorheen (en zou je nog tekst onder het glas kunnen lezen?) dan is de intensiteit licht. 

Denk er wel aan dat de hoeveelheid wijn in het glas hetzelfde is, ongeveer 30-40% van een normale hoeveelheid wijn is de juiste hoeveelheid om goed te proeven en de intensiteit in te schatten. Je kunt hierbij overigens kiezen uit de antwoordopties: licht, gemiddeld of diep.

 

Kleur

Veruit de meeste witte wijnen zijn citroengeel, de meeste rode wijnen zijn robijnrood. Ik houd dit ook altijd standaard aan en controleer vervolgens of er iets afwijkends is aan de kleur. Zit er een groene zweem in de witte wijn die je niet in de meeste wijnen vindt, dan is de kleur groengeel. Is de wijn juist een tikje meer goud dan de meeste wijnen, dan is hij goudgeel. De andere kleuren, zoals amber (nog meer oranje/bruin), komen in mijn ervaring niet vaak voor. Bij rood kun je een vleugje blauw in de wijn tegenkomen, de kleur is dan paarsrood. Malbec heeft dit nog wel eens. Een vleugje bruin (met name zichtbaar aan de rand van het glas) leidt tot een granaatrood kleur. Hier geldt weer, nog een schakering meer bruin (bruinrood) komt niet vaak voor. 

De kleur die je waarneemt kan je ook een hint geven over de oudering van de wijn. Elke wijn (of het nou wit of rood is) verkleurd namelijk gedurende zijn levensloop richting bruin. Dit komt doordat oxidatie optreed. Een granaatrode of goudgele wijn kan dus duiden op oudering, maar onthoud: trek nog geen conclusie. De kleur is ook enorm afhankelijk van het druivenras en de vinificatiemethode.

De geur: ontdek aroma’s, intensiteit en ontwikkeling

Ruik allereerst aan de wijn zonder deze te walsen. Delicatere aroma’s kunnen snel vervliegen als je de wijn walst, en sommige wijnfouten verminderen ook door invloed van zuurstof waardoor je deze na het walsen niet meer goed kunt beoordelen. Wals daarna stevig, en neem de geur nogmaals in je op. Blijft dit ook doen, het kan even duren voordat je een geur ontdekt.

Net als bij het uiterlijk is het beoordelen van de geur weer opgedeeld in meerdere categorieën: de zuiverheid, intensiteit, aromakenmerken en ontwikkeling. Hierbij geldt wederom dat een een categorie is waarop je niet wordt beoordeeld, in dit geval de zuiverheid. Als er een wijnfout waarneembaar is is de wijn niet zuiver, zo simpel is het – maar hoef je voor WSET3 dus niets meer te doen tijdens het proeven.

 

Intensiteit

Hoeveel ruik je eigenlijk? Dit is echt best wel lastig in het begin, want hoe ijk je jouw beoordeling. Ik zou als voorbeeld bijvoorbeeld twee witte wijnen naast elkaar proeven: een pinot blanc die niet op houtgerijpt is (zoals uit de Elzas) en een Marlborough sauvignon blanc. De geurintensiteit van de pinot blanc is waarschijnlijk licht of ondergemiddeldd (M-), terwijl de sauvignon blanc waarschijnlijk bovengemiddeld (M+) of hoog is. Dit geeft je een beetje een kader om in te denken. De vijf-puntsschaal die hierbij gebruikt wordt: licht, M-, M, M+ en hoog is overigens eigenlijk helemaal geen vijf-puntsschaal. Het is een drie-puntsschaal waarbij M- en M+ in het leven zijn geroepen om de wijnen binnen het spectrum van medium nog nader te categoriseren. Wees dus ook niet bang om buiten die drie ‘medium’ opties te kiezen, zowel licht als hoog komen in de praktijk echt voor. 

 

Aroma-kenmerken

Wijnaroma’s zijn in te delen in drie categorieën: primair, secundair en tertiair. In totaal moet je voor het WSET3 examen minstens vijf aroma’s benoemen. Als de wijn secundaire of tertiaire aroma’s bevat, moet je deze ook noemen. Heb je dus een wijn die zowel primair als secundair en tertiaire aroma’s bevat, dan moet je van ieder in ieder geval eentje noemen, anders weet een examinator natuurlijk nooit dat jij wist dat de wijn ook secundaire en tertiaire tonen bevat. Ik raad aan deze drie categorieën ook echt aan te houden tijdens het proeven. De aroma cirkel van de wijnstudio en/of het wijnlexicon van WSET3 zijn hierbij in het begin ook echt aan te raden. Uiteindelijk moet je het zonder doen, maar het helpt je wel bepaalde geuren te herkennen waar je nog niet aan had gedacht. Beide zijn online te downloaden. 

Primaire aroma’s: Om te beginnen; welke fruittonen ruik je allemaal? Zit het meer in de hoek van fris rood fruit zoals aardbei en framboos? Of denk je meer aan zwart fruit zoals cassis of braam? Schrijf hierbij de individuele aroma’s op, en niet de klusters. Dus aardbei en niet rood fruit. Bedenk ook in welke ‘conditie’ de fruittonen zich bevinden – is het fris en vers of juist gestoofd of gedroogd? Maar primaire aroma’s zijn niet alleen fruit, het zijn alle aroma’s die voortkomen uit de vergisting van het fruit – dus ook bijvoorbeeld groene tonen zoals groene paprika, bloemige tonen zoals viooltjes of jasmijn, kruidige tonen zoals venkel of bijvoorbeeld de minerale tonen van natte steen of vuursteen. 

Secundaire aroma’s: dit zijn alle aroma’s die voortkomen uit de vinificatietechnieken die zijn toegepast ná de vergisting. Dit zijn aroma’s die voortkomen uit de malolactische omzetting (boter, yoghurt), houtrijping (vanille, toast, ceder) of autolyse (brood, biscuit, brioche).

Tertiaire aroma’s: dit zijn de aroma’s die voorkomen uit oudering van de wijn. Deze kunnen het gevolg zijn van opzettelijke oxidatie (marsepein, amandel, karamel), de ontwikkeling van het fruit (gedroogde abrikoos, vijg, marmelade) of door flesrijping (benzine, honing, bosgrond).

Lastig is dat sommige aroma’s in verschillende categorieën voorkomen. Gestoofd fruit kan een primair aroma zijn in een warm of heet klimaat, maar kan ook voortkomen uit oudering en dus tertiair zijn. Rijping op nieuw hout kan aroma’s van chocola opleveren, terwijl dit wederom ook kan voortkomen uit oudering. Tot slot kan het ook voorkomen dat de wijn echt simpel/eenvoudig is en er eigenlijk geen vijf aroma’s te ontdekken zijn. Dan schrijf je ‘simpel’ als een van de aroma’s – dit moet je ook echt doen, anders krijg je niet alle punten voor dit onderdeel.

 

Ontwikkeling

Dit is eigenlijk het eerste onderdeel waar je een (tussentijdse) conclusie trekt. Op basis van de aroma’s die je hebt waargenomen beoordeel je of de wijn jong, in ontwikkeling, volledig ontwikkeld of vermoeid is. Onthoud: deze beoordeling doe je alléén op basis van de geur. Je oordeel over de ontwikkeling kan prima nog wijzigen na geproefd te hebben, maar dat heeft geen invloed op dit onderdeel. 

Zijn er alleen primaire en/of secundaire aroma’s? Dan is de wijn jong. Ruik je wat primaire en/of secundaire maar ook al wat tertiaire aroma’s? Dan is de wijn in ontwikkeling. Ruik je overwegend tertiaire aroma’s met hier en daar nog wat primairs of secundairs? Dan is de wijn volledig ontwikkeld. Als je echt alleen maar tertiaire aroma’s en ruikt het allemaal niet meer zo fris (muf, flauw); dan is de wijn vermoeid. Dit laatste komt overigens op een examen eigenlijk nooit voor.

En nu is het tijd om een slok te nemen!

Neem om te beginnen met het beoordelen van de smaak een goede slok en laat de wijn door je hele mond gaan. Daarna slik je hem door, of spuug je hem uit. Maakt voor het proeven niets uit.

 

Zoetheid

De zoetheid is eigenlijk best heel lastig te beoordelen, tenzij je veel ervaring hebt met het proeven van zoete wijnen. Er is ook geen specifieke maat die gehanteerd wordt bij de verschillende antwoordopties op het gebied van hoeveelheid suiker per liter. Gelukkig zijn het meerendeel van de wijnen droog, maar we nemen het toch even kort door. De opties zijn: droog, licht zoet, half droog, half zoet, zoet en voldoet.

Droog is gewoon een wijn waarbij restzoet eigenlijk niet waarneembaar is. Zegt overigens niet dat het er niet inzit, maar het is niet tot nauwelijks waarneembaar. Licht zoet is zoals de naam aangeeft echt lichtjes zoet. In het Engels heet dit off-dry, net niet meer droog dus. Half droog is een zoete wijn die nog niet zoet genoeg is om als dessertwijn ingezet te kunnen worden. Half zoet is juist een dessertwijn met een laag zoetgehalte. Het verschil tussen die twee zit dus in het wel of niet geschikt zijn als dessertwijn. Zoet is veelvoorkomend in de categorie dessertwijnen. Volzoet komt niet heel veel voor, bijvoorbeeld PX wijn valt vaak in deze categorie. 

 

Zuurgehalte

Het belangrijkste bij het beoordelen van het zuurgehalte is om te kijken naar de mate van speekselvorming die in je mond plaatsvind tals reactie op het zuur. Het is echt belangrijk hierbij objectief te beoordelen en niet gelijk in te gaan op je eerste ervaring. Zuurgehalte wordt namelijk makkelijk gemaskeerd door bijvoorbeeld wat restzoet of de aroma’s. De hoeveelheid speekselvorming is echt de beste objectieve manier om zuurgehalte te meten. Veel zuur betekent veel speeksel, weinig zuur betekent weinig speeksel.

Ook hierbij raad ik weer aan gewoon een aantal wijnen naast elkaar te proeven en het eens te ervaren. Probeer hierbij bijvoorbeeld een droge riesling uit de Mosel om hoog zuur te ervaren, terwijl een gewürztraminer uit de Elzas een goed voorbeeld is van een lager zuurgehalte. Ook hierbij geldt weer de schaal: laag, M-, M, M+ of hoog.

 

Tannine

Tannine is ook wel bekend als looizuur. Dit levert het stroeve, drogende effect van stevige rode wijnen. Het komt ook voor in sommige witte wijnen en rosé’s, maar hierbij hoef je de tannine niet te beoordelen voor WSET3. Het is trouwens ook de stof in thee die drogend over kan komen, vooral bij lang getrokken zwarte thee.

Dit onderdeel ervaren veel mensen als een van de lastigste om te beoordelen. En dat heeft te maken met het feit dat tannines in verschillende wijnen heel verschillend kunnen overkomen. Je beoordeeld de mate waarin tannines aanwezig zijn, niet hoe drogend de aanwezige tannines overkomen. Dit klinkt heel tegenstrijdig, tannines zijn immers drogend, toch? Dat is echter niet altijd het geval.

De rijpheid van tannine beïnvloed in welke mate tannine heel drogend of juist zacht overkomt. Om de tannine te beoordelen raad ik als eerst aan de wijn eens goed door je mond te laten gaan. Ervaar je dat je lippen stroef over je tanden heen glijden en geeft de wijn een hele uitdrogende indruk: dan heb je in ieder geval te maken met vrij veel tannine. De mate waarin dit gebeurt is dus een maatstaaf.

Daarnaast kan het voorkomen in het geval van hele rijpe tannine, dat de ervaring niet zozeer drogend is, maar je wél het idee hebt dat de wijn heel stevig is, veel body heeft (waarover zo meer). Dan kan die body eigenlijk alleen maar verklaard worden door veel zachte, rijpe tannines. Dus ook de body kan je helpen het tannine-gehalte te bepalen. Ook hierbij geldt overigens weer de schaal: laag, M-, M, M+ of hoog.

 

Alcohol

Alcohol heeft een brandend gevoel in de keel, maar het kan daarnaast een licht zoete indruk geven en het belangrijkste: het bepaalt voor een groot deel de body van de wijn. We hanteren hierbij drie schalen: laag (tot 11%), medium (11 tot 14%) en hoog (14% of meer).

Het meerendeel van de wijnen heeft een gemiddeld alcoholpercentage. Krijg je een brandend gevoel in de keel en heeft de wijn een volle body, dan kan het alcoholpercentage maar zo hoog zijn. Heeft de wijn echt een lichte body en eventueel wat restzoet, dan kan het alcoholgehalte laag zijn.

 

Body

Als je alcohol en tannine al lastig te definiëren vond, dan staat je wat te wachten. Body geeft namelijk het mondgevoel van de wijn aan, het gaat om de dikte, het gewicht, de textuur van de wijn. Een lichte body is te vergelijken met een slok water. Een medium body is te vergelijken met een slok halfvolle melk. Een volle body is meer zoals room of mangosap.

Body wordt ook wel gezien als een soort totaalplaatje van de wijn. Is ook niet zo gek, de andere structuurelementen (zoet, zuur, tannine en alcohol) bepalen namelijk het mondgevoel. Hierbij geldt: hoge zuren verlagen de body, tannines verhogen de body als ze rijp zijn maar kunnen de body verlagen als ze heel drogend en onrijp zijn, alcohol en zoet verhogen de body. Tot slot zorgen veel secundaire processen zoals rijping op de lie en houtrijping ook voor een hogere body. Hierbij geldt ook weer de schaal: laag, M-, M, M+ of hoog.

 

Intensiteit

Deze categorie spreekt heel erg voor zich; hoe intens zijn de smaken die je proeft? Het gaat echter wel om de aromakenmerken, dus echt de smaken die je proeft, niet de structuurelementen. Vaak zie je dat de intensiteit van de geur en smaak redelijk overeenkomen. Ook hier geldt weer – you guessed it – de schaal: laag, M-, M, M+ of hoog.

 

Aroma-kenmerken

Ik zal het simpel houden, in principe komen deze eigenlijk altijd wel overeen met de aroma’s die je in de geur hebt waargenomen. Ik raad dan ook aan ze gewoon te gaan overpennen. Mocht je echt iets afwijkends proeven wat je – nadat je dat nog even door opnieuw te ruiken hebt geverifieerd – in de geur niet hebt waargenomen, dan kan je het opschrijven. Mocht je het in de geur wel terugvinden na opnieuw geroken te hebben: gefeliciteerd, je hebt een nieuw aroma ontdekt!

Hierbij geldt overigens dat je ze wel echt moet opschrijven op je examen, je kan niet ‘zie hierboven’ noteren. Ook hierbij: schrijf ook wederom iets van alle aroma-categorieën (primair, secundair en tertiair) op als het erin zit. Je moet bij dit onderdeel overigens minimaal 3 aroma’s benoemen. Ook geldt hier weer het benoemen van een simpele wijn als dat het geval is.

 

Afdronk

De afdronk van een wijn is de smaak die overblijft nadat je de wijn hebt doorgeslikt of uitgespuugd. Uitspugen of doorslikken maakt hierbij trouwens ook geen verschil. Er geldt wel dat het geheel van de wijn moet blijven hangen, niet alleen de zuren, secundaire aroma’s of drogende indruk. Het gaat echt om de álle aroma’s, het totale plaatje. En ja, ook hierbij weer de schaalverdeling: laag, M-, M, M+ of hoog.

Kort betekent dat er vrijwel niets blijft hangen. M- is minder dan een seconde of 5. Medium is zo’n 5 a 10 seconden. M+ 10 a 15 seconden en lang is meer dan 15 seconden. Dit is wel echt een vuistregel in mijn ervaring, het gaat vooral om de beleving.

Hierbij geldt stiekem ook de invloed van de structuurelementen weer: een wijn met volle body en hoge intensiteit blijft bijna per definitie vrij lang hangen, terwijl een simpele, lichte wijn met weinig intensiteit vaak veel minder lang blijft hangen – of je houdt bijvoorbeeld alleen de zuren over, maar dat telt dus niet mee voor het beoordelen van de afdronk. 

De kwaliteit van de wijn beoordelen

De hele tijd mocht het niet, maar  nu wordt het tijd om een conclusie te trekken. Je beoordeelt in hiervoor niet meer individuele elementen van de wijn, maar hoe de wijn in zijn geheel op je overkomt.

 

De BICA

Je beoordeelt de wijn op basis van vier elementen: de balans, intensiteit(/identiteit), complexiteit en afdronk. BICA wordt hiervoor als afkorting gebruikt.

Balans geeft aan in hoeverre de verschillende onderdelen van de wijn met elkaar in harmonie zijn. Bij een wijn die uit balans is overstemd het hout de wijn bijvoorbeeld compleet, of de zuren zijn volledig uit balans met de primaire aroma’s. Intensiteit geeft allereerst uiteraard aan hoe intens de wijn is, zoals je al eerder hebt beoordeeld. Maar ook delicatere wijnen kunnen hierop scoren. Het gaat namelijk ook om de herkenbaarheid van de wijn, de indentiteit. Complexiteit kan van een wijn echt een beleving maken, door allerlei verschillende aroma’s uit verschillende klusters te bevatten. Vaak scoren wijnen die secundaire processen hebben ondergaan hier automatisch beter op, maar ook een wijn zonder secundaire aroma’s kan hierop goed scoren. Bijvoorbeeld wanneer je niet alleen rood en zwart fruit, maar ook specerijen, iets groens en wat ouderingstonen waarneemt.

 

Antwoordopties

De antwoordopties bij het beoordelen van de kwaliteit zijn: fout, slecht, redelijk, goed, heel goed of voortreffelijk. Een foute wijn komt alleen door een wijnfout die de wijn verpest en ondrinkbaar maakt, zoals een besmetting met TCA (ook wel kurk genoemd). Als je zoiets waarneemt hoef je de wijn ook niet meer verder te proeven, het zal in een examen dan ook nooit voortkomen.

Een slechte wijn is een wijn die gewoon echt geen balans heeft. Een redelijke wijn is weliswaar zuiver en niet geheel uit balans, maar heeft niet echt karakter of identiteit. Het is prima te drinken maar echt plezierig is het niet. Een goede wijn is herkenbaar en in balans, maar mist vaak complexiteit en lengte (afdronk).

Vooral voor de beoordeling van ‘heel goed’ en ‘voortreffelijk’ komt de BICA om de hoek kijken. Ga alle elementen langs en beoordeel in welke mate ze in de wijn voorkomen. Scoort de wijn op alle punten echt heel goed; dan is de wijn voortreffelijk. Mist hij hier en daar wat om het plaatje compleet te maken; dan is de wijn heel goed.

Hoe lang kan de wijn nog ouderen?

Bewaarpotentieel beoordeel je wederom op basis van het totaalpakket van de wijn. Is er nog veel primair fruit met hoge intensiteit wat omgezet kan worden in mooie tertiaire aroma’s? Heeft de wijn nog voldoende structuur om oudering te doorstaan? Kunnen de secundaire aroma’s nog beter geïntegreerd worden in de wijn?

Hierbij zijn de antwoordopties: te jong, op dronk maar kan nog rijpen, op dronk maar niet geschikt om (verder) te rijpen, te oud. Te jong wil zeggen dat de zuren en tannines nog te heftig overkomen en het fruit nog te primair is. Het gaat hier wel echt over ‘te’ jong en niet gewoon jong. Je moet opmerken dat de wijn echt beter zou worden door rijping, omdat hij dan nog mooi ontwikkeld.

De wijn kan ook al op dronk zijn, maar nog de potentie hebben om mooier te worden door rijping. Dan moet de wijn per definitie eigenlijk minimaal een goede kwaliteit of hoger hebben, een redelijke wijn gaat niet beter worden door rijping.

Een wijn die op dronk is maar niet meer geschikt is om (verder) te rijpen kan een topwijn zijn die op zijn hoogtepunt zit. Dat hoogtepunt kan overigens een periode van jaren duren, dus het kan best zijn dat hij over twee jaar nog net zo goed is. Maar van langdurige rijping wordt de wijn niet beter. Daarnaast vallen de meeste redelijke wijnen in deze categorie, omdat ze bedoelt zijn om jong gedronken te worden – zo ook veel van het supermarkt segment. Ze zijn dan jong op hun best, en hebben niet de structuur en intensiteit om beter te worden van verdere flesrijping.

Een wijn die te oud is komt vaak futloos en flauw over, en mist frisheid in de aroma’s. Eigenlijk raakt de wijn weer uit balans. 

Proeven is iets wat je kunt leren. Veel oefenen is key. Het klinkt allemaal ontmoedigen door dit uitgebreide verhaal, maar probeer gewoon tijdens het drinken van elke wijn vanaf nu eens na te gaan: welke aroma’s ruik ik? Is dit primair, secundair of tertiair? Hoeveel zuren heeft deze wijn? Zou hij nog kunnen ouderen? En voor je het weet proef je als een pro, zoals ook Master of Wine Cees van Casteren beaamt.

Ik raad zijn boek Proeven als een Pro dan ook van harte aan, want het geeft je echt concrete handvatten, niet alleen voor het proeven zelf, maar ook voor het verbinden van conclusies aan het proeven. Ook de podcasts van Le Club & SommelJJ over het proeven van witte wijn en het proeven van rode wijn zijn een aanrader. Veel proefplezier!